Zoals elk jaar dient de Popprijs 2010 te gaan naar die band of artiest die de belangrijkste bijdrage heeft geleverd aan de Nederlandse popmuziek van het afgelopen jaar.

Ook dit jaar wees de juryvoorzitter de jury er op dat dit een even eenvoudige als multi-interpretabele omschrijving is, immers hoe meet je een belangrijke bijdrage. Moet de prijs gaan naar diegene die de meeste platen verkocht heeft, het meest in de media verscheen of naar wie gewoon de meest bijzondere muzikale prestatie heeft geleverd. Moet de jury op zoek gaan naar nieuw talent, of mogen ook veteranen meedingen naar de prestigieuze Popprijs.

Een zekere mate van succes hoort bij de Popprijs, en dan bij voorkeur succes dat verder gaat dan positieve recensies en enthousiaste verhalen in de media. Het grote publiek moet het liefst ook onmiddellijk weten om wie het gaat wanneer de naam valt. Dat laatste is niet altijd het geval, maar dan zijn er andere zwaarwegende argumenten zoals groot succes in het buitenland of een grote inspiratiebron voor andere artiesten.

Het liefst bekroont de jury ieder jaar een band of artiest die alles in zich heeft. Wat zou het toch mooi zijn als de best verkopende artiest in 2010 ook nog eens uit Nederland komt, met volstrekt originele muziek, aan de man gebracht op een manier die afwijkt van wat gebruikelijk is. De band of artiest bekronen die iedereen kent, waar het liefst ook nog eens iedereen van houdt, dat zou toch prachtig wezen. Niks te hoeven uitleggen omdat er geen artiest in Nederland meer alomtegenwoordig aanwezig is geweest dan de winnaar.

Dat is het ideaal. En 2010 was zo’n ideaal jaar. Want welk criterium je als jurylid ook liet prevaleren altijd kwam je uit op de artiest die dit jaar met de eer zal strijken. Geen band verkocht meer platen, geen nieuwe artiest verkocht sneller de concertzalen uit, laat staan drie keer de Heineken Music Hall. En dan was er ook nog de muziek, die even oorspronkelijk als herkenbaar was.

Het leek op oude jazz, maar de beat eronder was onmiskenbaar van nu, en dan de zangeres: zo naturel, zo zelfverzekerd, hoe heeft die zo lang voor het grote publiek verborgen kunnen blijven? En dan de liedjes zelf. Back It Up, That Man en A Night Like This hadden met de eerste kennismaking al de kwaliteiten van heuse evergreens.

Iets dat door het grote publiek onmiddellijk erkend werd want het debuutalbum Deleted Scenes From The Cutting Room Floor kwam eind januari vorig jaar vanuit het niets op de eerste plaats van de album lijst binnen om daar zo ongeveer het hele jaar te blijven bestaan. Records van niemand minder dan Michael Jackson werden verpulverd en in een tijd waarin cd-verkopen onder grote druk staan doet het album van de winnaar van de Popprijs 2010 vier keer platina, wat goed is voor 200.000 stuks.

En dat alles zonder peperdure marketingcampagnes. Het succes ontstond omdat een klein team bestaande uit David Schreurs, en Jan van Wieringen samen met een bij toeval ontdekte zangeres Caroline van der Leeuw elkaar vond. Als de gevleugelde uitdrukking A Marriage Made In Heaven ooit van toepassing was geweest, dan hier. Het onafhankelijk geproduceerde product ontstond vanuit hun eigen kracht.
Alles deden ze zelf, na soms nachtenlange praatsessies. Hoe precies, wisten ze zelf vaak niet. Om met Schreurs te spreken: ‘Iedereen doet maar wat, wij dus ook.’

Maar in ieders hoofd zat de wil om tot het uiterste te gaan. Geen concessies doen en zelf, zonder advies van buiten, precies uitdokteren hoe de band zich diende te presenteren in beeld en geluid. Dat is wat er gebeurd is. En door stap voor stap de juiste beslissingen te nemen heeft het team aan de winnaar van de Popprijs 2010 naam gegeven die inmiddels ook buiten de landsgrenzen betekenis begint te krijgen.

Het kan daarom niet anders. De winnaar van de Popprijs 2010 heet Caro Emerald. De jury bekroont met trots een fenomeen met internationale allure zoals de jury die in de vijfentwintig jaar dat de Popprijs wordt uitgereikt zelden heeft meegemaakt.