De Popprijs is een juryprijs die jaarlijks door Buma Cultuur wordt toegekend aan die band of artiest die de belangrijkste bijdrage heeft geleverd aan de Nederlandse popmuziek. Maar hoe bepaal je de belangrijkste bijdrage? Zijn het de successen van de verschillende kandidaten waar de juryleden mee naar voren komen? Zijn het de verkoopcijfers of aantal streams die het zwaarst tellen? Bezoekersaantallen bij concerten of de populariteit in het buitenland? Of is het die briljante toon of sound van een act of juist de inspirerende werking van artiesten op de luisteraar. Aan geen van deze zaken mag de jury van de Popprijs voorbij gaan.
Al die criteria werden zorgvuldig afgewogen en tegen elkaar afgezet, tijdens de beraadslagingen.

Het was dan ook in veel opzichten een goed jaar voor de Nederlandse popmuziek. Neem nou de zegetocht van de rockband De Staat langs de grootste zalen van het clubcircuit en op onze grootste popfestivals Pinkpop en Lowlands. Of anders Kensington, die hun succes van vorig jaar zelfs nog wist te overstijgen. Stonden ze in 2015 twee keer in een uitverkocht Ziggo Dome, eind vorig jaar verkocht de Utrechtse band die grote zaal zelfs drie keer uit. Maar er lijkt vooralsnog geen maat te staan op het succes van Kensington. De vijf Ziggo Dome-concerten eind dit jaar lijken niet genoeg om aan de vraag naar kaartjes te voldoen.

Razend knap in een tijd waarin niet rock maar hiphop de popmuziek domineert. Ook in Nederland waar het Rotterdamse Broederliefde het een na het andere streaming-record brak. Geen album stond zo lang op de eerste plaats als hun Hard Work Pays Off 2.

Kijkend naar Nederlandse popmuziek in 2016 kun je gerust stellen dat dit het jaar was van Broederliefde. Maar de jury van de Popprijs kijkt ook graag naar de successen van onze artiesten in het buitenland. En er was in 2016 één Nederlandse artiest wiens naam van Amerika tot Azië overal opdook. Zeg in Los Angeles of Tokyo dat je uit Nederland komt en je hoort zijn naam.

En die naam, is ook de naam van de winnaar van de Popprijs 2016: Martin Garrix.
De cijfers alleen al zijn imposant genoeg. Wereldwijd zagen zo’n twintig miljoen mensen Garrix optreden. Zijn al wat oudere single Animals doorbrak in 2016 de grens van een miljard streams terwijl zijn in augustus verschenen single In The Name Of Love inmiddels vierhonderd miljoen keer op Spotify is beluisterd.

Dat is op zichzelf al indrukwekkend, net als zijn bekroning tot nummer 1 dj van de wereld door DJ Magazine.

Aan dat laatste zijn we in Nederland misschien gewend geraakt, want ons land staat nog altijd aan de top van de Electronic Dance Music (EDM). Maar wat Garrix onderscheidt van veel van zijn collega’s is zijn drang naar vernieuwing en zijn feilloze gevoel voor melodie en hits. In The Name Of Love is geen dance-track met een zanglijntje erover maar een sterk hitgevoelig liedje, waarmee Garrix ook de popmarkt goede diensten bewijst. Hij treedt met zijn hit uit het strakke EDM-keurslijf en probeert nu met succes iets anders. Die drang tot vernieuwing en de wens zichzelf muzikaal te blijven ontwikkelen maakt Garrix ook bijzonder.

Martin Garrix inspireert met zijn twintig jaar ook de jongste generatie popliefhebbers. En als dank voor hun enthousiasme gaf hij ze dit jaar iets terug. In oktober op het Amsterdam Dance Event kon jong en oud hun held aan het werk zien tijdens Garrix’ spectaculaire All Ages show in de Amsterdamse Rai. Het was ook een van de weinige keren dat Garrix in Nederland was, want zijn werkterrein bestrijkt de hele wereld.

Nederlandse dance is altijd een belangrijk exportproduct geweest. We hebben in Tiësto en Armin van Buuren (beiden oud-winnaars van de Popprijs) al twee fantastische ambassadeurs van de dance gehad. In de twintigjarige Martin Garrix kunnen we ons geen betere opvolger wensen.